20493 |
smullen |
smikkelen:
sjmikkələ (L331a Asselt)
|
smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20549 |
snoepgoed |
slok:
sjloək (L331a Asselt)
|
snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20550 |
snoepje |
lekkertje:
lekkertjə (L331a Asselt)
|
snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20512 |
soepvlees |
soepvlees:
sŏĕpvleis (L331a Asselt)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
ich laup altied op mien zuk wen ich toes been. Mien vrouw sjtrikter eeder keer weer nuu veut aan (L331a Asselt)
|
Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
32329 |
tapgat |
tapgat:
tap˲gāt (L331a Asselt)
|
Het gat in de bodem van een biervat waar men de tapkraan in slaat. Zie ook het lemma ɛaansteekgatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48d; A 36, 3c]
II-12
|
19710 |
trapleer |
trapledder:
è van Frans est
traplèdder (L331a Asselt)
|
trapleer [DC 39 (1965)]
III-2-1
|
20485 |
trek, eetlust |
zin:
zin (L331a Asselt)
|
trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21423 |
veel geld waard |
veel geld waard:
veul geldj waird (L331a Asselt)
|
veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
20497 |
veelvraat |
vreetpans:
vréétpéns (L331a Asselt)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|