| 24318 |
graat |
graat:
grauten (L282p Achel),
vlim:
vlimmen (L282p Achel)
|
graten ve vis [ZND 24 (1937)]
III-4-2
|
| 20137 |
graf |
graf:
een graif, graven (L282p Achel),
graf (L282p Achel),
i graaf, twie graven (L282p Achel),
znd 1 a-m; znd 24, 25;
graaf (L282p Achel)
|
Een graf [graf, graaf, jraaf?}. [N 96A (1989)] || Een graf, twee graven (op het kerkhof). [ZND 24 (1937)] || graf [ZND 01 (1922)]
III-2-2, III-3-3
|
| 23481 |
grafkruis |
kruis:
kruus (L282p Achel)
|
Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23483 |
grafzerk |
grafsteen:
grafstieen (L282p Achel)
|
Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 19208 |
grappig |
plezierig:
ook materiaal znd 24, 26
plezierig (L282p Achel)
|
grappig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 32848 |
gras |
gras:
grǭ.s (L282p Achel),
grǭǝs (L282p Achel),
groes:
%%(doorgaans wordt met dit woord niet het gewas maar de met gras begroeide bovenlaag van het grasland of een stukje grasland zèlf aangeduid; zie de lemmas NERF VAN DE WEIDE in deze aflevering en GRASLAND in de aflevering over de Landerijen; het gaat om dubbelopgaven naast het type gras)%%
grus (L282p Achel)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
| 32862 |
gras (af)maaien |
afmaaien:
āf[maaien] (L282p Achel)
|
Hieronder worden de specifieke woorden voor het maaien van het gras opgenomen; vergelijk de toelichting bij het voorgaande lemma. Het object is in alle gevallen "gras". Het woordtype afmaaien is hier het frequentst; per variant van af- staan hier eerst de vormen waarvan het tweede element identiek is aan de in het voorgaande lemma fonetisch gedocumenteerde opgaven voor maaien; daarna de daarvan afwijkende opgaven voor -maaien. [N 15, 15a add.; N 18, 79 add.; A 23, 16 add.; L 35, 85; RND 122 add.; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
| 32850 |
gras of grasland om af te grazen |
weiland:
wē̜i̯lant (L282p Achel)
|
Gras bestemd om afgegraasd te worden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) gras het lemma ''gras''. [N 14, 89b; monogr.]
I-3
|
| 32851 |
gras of grasland om te hooien |
hooiland:
hūǝi̯lant (L282p Achel)
|
Gras bestemd voor de hooibouw. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) gras het lemma ''gras''. [N 14, 89a; N 14, 88a add.; monogr.]
I-3
|
| 33661 |
grasland |
groes:
grus (L282p Achel)
|
Grasland in het algemeen en ook wel de graslaag of grasmat in het bijzonder. In N 14, 54 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄grond die met gras is begroeid in het algemeen, ook grasland dat niet als weide is aangelegd of als zodanig wordt gebruiktø̄. Volgens een aantal informanten kan groes echter ook ø̄beemdø̄ of ø̄weiø̄ betekenen. [N 14, 54; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; L 19b, 2aI; L 4, 40; A 10, 4; monogr.]
I-8
|