| 25589 |
invetten |
aansmeren:
ānsmē̜rǝ (L427p Obbicht),
ānšmē̜rǝ (L432p Susteren),
insmeren:
ensmērǝ (L414p Houthalen, ...
L289b Leuken,
Q095p Maastricht,
L312p Neerpelt,
P176p Sint-Truiden,
L318b Tungelroy),
ensmē̜rǝ (Q018p Geulle, ...
Q180p Mal,
Q015p Stein),
ensmīrǝ (Q003p Genk),
enšmērǝ (L330p Herten, ...
Q020p Sittard,
L331p Swalmen),
enšmē̜rǝ (Q193p Gronsveld),
enšmīrǝ (Q113p Heerlen),
enšmīrǝn (Q121p Kerkrade),
enšmīǝrǝ (Q035p Brunssum),
ešmīrǝ (Q121e Kaalheide),
inšmē̜rǝ (Q198p Eijsden),
ęnsmęrǝ (Q072p Beverst),
ęnsmīrǝ (Q002p Hasselt),
ɛnsmejrǝ (P176a Melveren),
instrijken:
enstrīkǝ (L387p Posterholt),
invetten:
envɛtǝ (Q121c Bleijerheide, ...
Q191p Cadier,
L321p Neeritter,
L318b Tungelroy),
invetten (P176b Bevingen),
oliën:
oliǝ (L265p Meijel),
smeren:
smējǝrǝ (K314p Kwaadmechelen),
smērǝ (K359p Koersel, ...
L377p Maasbracht,
Q095p Maastricht,
P176p Sint-Truiden),
smē̜rǝ (Q038p Amstenrade, ...
Q187a Heugem,
L269a Hout-Blerick,
L163p Ottersum,
Q012p Rekem,
L299p Reuver,
P056p Stokrooie,
L271p Venlo),
smęjrǝ (Q082p Munsterbilzen),
smęǝrǝ (Q083p Bilzen),
smīrǝ (L317p Bocholt, ...
L372p Maaseik),
smīrǝn (L432a Koningsbosch),
smɛ̄rǝ (L250p Arcen),
smɛ̄rǝn (K278p Lommel),
šmē.rǝ (L290p Panningen),
šmērǝ (Q019p Beek, ...
L383p Melick),
šmē̜rǝ (Q021p Geleen, ...
Q193p Gronsveld,
Q203p Gulpen,
L291p Helden,
L292p Heythuysen,
Q197p Noorbeek,
Q198b Oost-Maarland,
Q099q Rothem,
L270p Tegelen,
Q097p Ulestraten,
Q204p Wittem),
šmīrǝ (Q202p Eys, ...
Q028p Jabeek,
Q035a Rumpen,
Q030p Schinveld,
Q112p Voerendaal,
Q117a Waubach),
šmīrǝn (Q036p Nuth, ...
Q112b Ubachsberg),
šmīǝrǝ (Q121p Kerkrade),
vetten:
vɛtǝ (Q095p Maastricht)
|
Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.]
II-1
|
| 22253 |
invliegen |
invliegen:
i.nvlîe.ge (K361p Zolder)
|
2. (Duivent.) Door vliegen conditie verwerven.
III-3-2
|
| 28638 |
invoederen |
invoederen:
invoederen (L416p Opglabbeek),
invoeren:
envōrǝ (L428p Born, ...
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
L246p Horst,
L271p Venlo,
L289p Weert),
envūrǝ (L265p Meijel),
invoeren (L215a Wellerlooi),
invūrǝ (L244d Ysselsteyn),
inwinteren:
enwenjtjǝrǝ (L329p Roermond),
inwentǝrǝ (L210p Venray),
inwinteren (K317a Kerkhoven, ...
K278p Lommel,
L294p Neer,
P177p Zepperen),
opvoederen:
opvoj.ǝrǝn (Q071p Diepenbeek),
opvujǝrǝ (P120p Alken, ...
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden),
opvōjǝrǝ (L414p Houthalen),
opvoeren:
opvoeren (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
opvuǝrǝn (K353p Tessenderlo),
opvōrǝ (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
L428p Born,
L371a Geistingen,
Q113p Heerlen,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L381b Peij,
Q015p Stein,
L374p Thorn,
L289p Weert),
voederen:
vo.jǝrǝ (L421p Dilsen),
vujǝrǝn (Q003p Genk)
|
Het voeren van de bijen met suiker, suikerwater of voederhoning, voordat de winter begint. [N 63, 110a; monogr.]
II-6
|
| 26614 |
inwegen |
inwagen:
e.nwǭ.gǝ (L321a Ittervoort)
|
Minder wegen omwille van het stof. [Jan 269 add.]
II-3
|
| 29278 |
inweven |
de wissel oplegen:
dǝr węjsǝl opleǝgǝ (Q284p Eupen)
|
Gezegd van een kleur of patroon. In de binding van een weefsel opnemen van een kleur of patroon. [N 39, 120a]
II-7
|
| 28634 |
inwinteren |
de bienen voeren:
dǝ bīnǝ vȳrǝ (Q177p Millen),
doorhouden:
doorhouden (L215p Blitterswijck, ...
Q009p Maasmechelen,
L416p Opglabbeek),
dōrhawǝ (Q019p Beek),
doorwinteren:
dø̜rwentǝrǝn (K353p Tessenderlo),
dōrwentjǝrǝ (L371a Geistingen),
inwinteren:
`ewentǝrǝ (Q113p Heerlen),
enwenjtjǝrǝ (L330p Herten, ...
L329p Roermond),
enwentǝrǝ (L246p Horst, ...
L414p Houthalen,
L265p Meijel,
Q177p Millen),
enwęjntǝrǝ (Q015p Stein),
enwęnjtjǝrǝ (L381b Peij),
enwɛjntǝrǝn (L421p Dilsen),
inwentǝrǝ (L210p Venray),
inwinteren (K278p Lommel, ...
Q009p Maasmechelen),
ęjnwęjntǝrǝn (Q071p Diepenbeek),
opstallen:
ø̜pstalǝ (L210p Venray),
opzetten:
opzetten (Q003p Genk, ...
Q009p Maasmechelen,
L294p Neer),
opzetǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
opzętǝ (Q019p Beek, ...
L428p Born,
L371a Geistingen,
Q018p Geulle,
L372p Maaseik,
Q197p Noorbeek,
Q197a Terlinden,
L271p Venlo),
opzɛtǝn (Q071p Diepenbeek),
upzɛtǝn (K353p Tessenderlo),
overwinteren:
overwinteren (L384p Herkenbosch, ...
Q009p Maasmechelen),
uvǝrwentjǝrǝ (L289p Weert),
ø̜jvǝrwentǝrǝ (P177p Zepperen),
ēvǝrwęjntǝrǝ (Q002p Hasselt)
|
Het gereedmaken van de bijen door de imker voor de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele volk. Meestal brengt de imker de bijen over naar een korf waarvan de raten in hetzelfde jaar zijn opgewerkt. Hij voorziet ze van voedsel en probeert ze tegen de ergste kou te beschermen. Met een rolletje stro omwonden met wilgebast, een plankje of schuifje sluit de imker het vlieggat af. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat het het beste is de bijen in de wintertijd zoveel mogelijk met rust te laten. Zelf zorgen ze voor de vereiste temperatuur in de woning tijdens de winterperiode. In deze periode vertragen de functies van de bijen, maar er is geen sprake van een echte winterslaap. [N 63, 107a; N 63, 107b; N 63, 108a; N 63, 108b, Ge 37, 190; monogr.]
II-6
|
| 31796 |
inzagingen maken |
een groef zegen:
ǝn gruf ˲zē̜gǝ (Q204a Mechelen),
inkepen:
enkēpǝ (L328p Heel, ...
L270p Tegelen),
inkepingen maken:
enkēpeŋǝ mākǝ (L328p Heel),
inkerven:
enkɛrvǝ (K317p Leopoldsburg),
enkɛrǝvǝ (L421p Dilsen),
inzagen:
enzǭgǝ (K317p Leopoldsburg, ...
K353p Tessenderlo),
inzegen:
enzē̜gǝ (L387p Posterholt),
ęnzē̜gǝ (Q083p Bilzen),
slippen:
slepǝ (L271p Venlo),
slitsen:
šlitsǝ (Q121c Bleijerheide),
uitsleuven:
ūtšlø̄vǝ (L330p Herten)
|
Sleuven in het hout zagen waardoor de veerkracht ervan vergroot wordt en het hout gemakkelijker gebogen kan worden. [N 53, 23b]
II-12
|
| 25622 |
inzakken |
daal slaan:
(het brood is) slīx dāl (Q002p Hasselt),
derf:
dɛrf (Q003p Genk),
half gaar:
hāf gār (Q095p Maastricht),
ineengaan:
enē gǭn (Q035p Brunssum),
ineenzakken:
inēngǝzak (Q193p Gronsveld),
ingevallen brood:
engǝvalǝ brūt (Q191p Cadier),
ingezakte kuil:
engǝzaktǝ kul (Q203p Gulpen),
inslaan:
(het brood is) engǝslāgǝ (L265p Meijel),
engǝšlāgǝ (L292p Heythuysen, ...
Q121p Kerkrade),
enslø̜ǝn (Q015p Stein),
enšlǭn (L290p Panningen),
ęnsløn (Q072p Beverst),
inslagen:
enslǭgǝn (P176p Sint-Truiden),
invallen:
(het brood is) engǝvalǝ (L372p Maaseik),
ejǝvalǝ (Q121p Kerkrade),
engǝvalǝn (P176b Bevingen),
envalǝ (Q197p Noorbeek, ...
P176p Sint-Truiden,
L271p Venlo),
ēnvalǝ (P177p Zepperen),
ęnvalǝ (P056p Stokrooie),
ɛnvalǝ (P176a Melveren),
inzakken:
(het brood is) engǝzak (Q095p Maastricht),
engǝzakt (L290p Panningen),
enzakǝ (Q019p Beek, ...
Q113p Heerlen,
Q180p Mal,
Q204p Wittem),
ezakǝ (Q028p Jabeek),
krom brood:
krūm brūǝt (L290p Panningen),
kuil:
kūl (Q121c Bleijerheide),
neerslaan:
(het brood is) nērgǝslāgǝ (L269a Hout-Blerick, ...
Q012p Rekem),
nerslǭ (L265p Meijel),
nērgǝšlāgǝ (L330p Herten, ...
L331p Swalmen),
nērgǝšǭǝgǝ (Q198p Eijsden),
nērsløn (K359p Koersel),
nērslǭn (Q095p Maastricht),
nēršlōn (Q097p Ulestraten),
nēršlǭn (Q021p Geleen, ...
L291p Helden,
L270p Tegelen),
nēršlǭǝ (Q202p Eys),
nīǝrslǫn (Q082p Munsterbilzen),
strijpen:
strīpǝ (Q095p Maastricht),
toeslaan:
tǫwšlǭn (L291p Helden),
zak in het brood:
zak en ǝt bruǝt (Q112p Voerendaal),
zakken:
(het brood is) gǝzaktj (L292p Heythuysen),
gezakt (L270p Tegelen),
zǫʔ+F21315ǝn (K278p Lommel),
zolder:
zøldǝr (L292p Heythuysen)
|
Het inzakken van het brood op de plaats waar een stuk onrijp deeg zit. Er komen verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 29, 68b]
II-1
|
| 25626 |
inzakken of inzakking |
barst:
bǭrs (Q012p Rekem),
bederven:
bederven (Q003p Genk),
beschimmeld:
beschimmeld (Q003p Genk),
daal slaan:
dāǝlslǫn (P177p Zepperen),
ingeslagen:
engǝšlāgǝ (L330p Herten),
ingevallen:
engǝvalǝ (P176p Sint-Truiden),
ingevallen brood:
engǝvalǝ brūt (L317p Bocholt),
juffrouw:
juffrouw (L292p Heythuysen),
kuil:
kǭjl (Q198b Oost-Maarland),
lok:
lōk (Q021p Geleen),
neergeslagen brood:
nērgǝšlāgǝ bruǝt (L270p Tegelen),
neerslaan:
nīrslǭn (L318b Tungelroy),
niet goed opgebold:
ni gut opgǝbǫlt (Q180p Mal),
niet ingewerkt:
net egǝwerkt (Q202p Eys),
opmaakfout:
opmǫkfǫwt (Q015p Stein),
paardsrug:
pęrtsrøx (L163p Ottersum),
reten binnen in het brood:
riǝtǝ benǝ in ǝt brut (Q193p Gronsveld),
rug in het brood:
røk en ǝt brūt (Q121e Kaalheide),
scheuren:
(het brood is) gǝšø̄rt (Q095p Maastricht),
šø̄rǝ (Q035p Brunssum, ...
Q097p Ulestraten),
slecht opdraaien:
(het brood is) slɛx opǝdriǝt (Q038p Amstenrade),
slecht slot:
šlē̜x šlō.t (L290p Panningen),
šlē̜xt šlō.t (L290p Panningen),
slechte opmaak:
slɛxtǝ opmāk (L269a Hout-Blerick),
te lang laten rijzen:
tǝ laŋ løtǝ rejzǝ (Q180p Mal),
te sterk ingang:
tǝ štɛrk en gāŋk (Q204p Wittem),
verzakking:
verzakking (Q019p Beek),
zadel:
zāl (L292p Heythuysen),
zadelrug:
zālrøx (L299p Reuver),
zālrø̜k (L383p Melick),
zak:
zak (Q112p Voerendaal),
zakken:
zakt (K314p Kwaadmechelen)
|
Het inzakken of de inzakking van het brood, ontstaan doordat de deegpunten niet over elkaar vallen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 71; monogr.]
II-1
|
| 28035 |
inzakken, zich zetten |
afzakken:
āfzakǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
afzetten:
āfzętǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
breken:
brę̄kǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
brę̄šǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
doorbuigen:
dørxbø̄jǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale]),
doorzakken:
doǝrzakǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Zolder]),
duwen:
døjǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
, ... [Willem-Sophia]
Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
dø̜jǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
inzakken:
ezakǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, ... [Emma]
Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale]),
inzakken (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
malen:
mālǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
nazakken:
nǭzakǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
over de kool breken:
ȳǝvǝr dǝr kǭl brę̄ǝkǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
te brok gaan:
tsǝ brox joǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zwartberg, Waterschei]),
zakken:
zakǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, ... [Winterslag, Waterschei]
Q007p Eisden
[(Eisden)]
, [Maurits]
Q016p Lutterade
[(Maurits)]
, [Domaniale]
K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden]),
zich leggen:
zex Ięqǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
, ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Eisden])
|
Gezegd van de daklaag, wanneer deze zakt. Door de koolontginning maakt men ruimte in de koollaag. Door het enorme gewicht dat zowel op de koollaag als op de gesteentelagen drukt, willen de daklagen boven de gemaakte ruimte gaan zakken (Driessen pag. 152-153). Deze druk kan een steun zijn bij het werk van de koolhouwer, omdat ze een wat brekende werking uitoefent op de resterende koollaag. [N 95, 524; N 95, 389]
II-5
|