e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
anijs anijs: Anijs wordt in de jacht gebruikt, vermengd met het voer, om fazanten te lokken  anniês (Altweert) anijs III-2-3
appel, overige soorten appel: appel (Altweert), court-pendu (fr.): korsteel, zure bewaarappel  karpeduu (Altweert), eysdener klompje: iësdere klûmpke (Altweert), heggenappeltje: kleine wilde appeltjes die in oude heggen voorkomen  hegke-eppelkes (Altweert), kookappel: kookappel (Altweert) appel || appel, soort || appeltjes I-7
appelbol pijlappel: Een geschilde appel met verwijderd klokkenhuis, gevuld met suiker en kaneel, in deeg gerold en gebakken  piêlappel (Altweert) appelbol III-2-3
appelmoes appelenmoes: Verkl. appelemeuske  appelemoos (Altweert), appelenpruts: appellepruts (Altweert), prus: prus (Altweert), prut: prut (Altweert) appelmoes III-2-3
appelsteel peel: peel (Altweert) steeltje ve appel of peer I-7
appelvink groene: greune (Altweert) appelvink III-4-1
armleuning leuning: lyəneŋ (Altweert) leuning III-2-1
as van het vuur assen: asə (Altweert) as van het vuur III-2-1
avegaar ever: ē̜vǝr (Altweert) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
avondmaal avondbrood: Tot ca. 1940 bestond dit uit aardappelen met uiensaus en vlees (op onthoudingsdagen soms ei of vis) en karnemelk (boeëterméllek) ofwel spekpannenkoek  aovuntjbroeët (Altweert), avondsbrood: aovesbraod (Altweert) avondmaal || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)] III-2-3