33481 |
zwarte bes |
zwarte beren:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
zwetə bér (P047p Loksbergen)
|
zwarte aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
24865 |
zwarte nachtschade |
berstberen:
bɛs˱bērǝ (P047p Loksbergen)
|
Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.]
I-5
|
28598 |
zwavelkaart |
solferkaart:
solǝfǝrkǭt (P047p Loksbergen)
|
Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
33995 |
zweep |
klets:
kle ̝ts (P047p Loksbergen),
zweep:
zwiǝp (P047p Loksbergen)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18105 |
zweer |
abces:
àbsès (P047p Loksbergen),
zweer:
zwijr (P047p Loksbergen),
zwerage:
zwijràsjə (P047p Loksbergen)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
z(w)eume (P047p Loksbergen),
zwymən (P047p Loksbergen)
|
zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|
26367 |
zwengel |
zwengel:
zweŋǝl (P047p Loksbergen),
zwong:
zwǫŋk (P047p Loksbergen)
|
Soort van gebogen arm met een haaks daarop aangebrachte handgreep waarmee met de hand of door middel een trede boor- en andere machines in beweging worden gebracht. Zie ook het volgende lemma. [N 33, 281]
II-11
|
29638 |
zwenghout |
koppel:
kǫpǝl (P047p Loksbergen
[(licht: voor 1 paard)]
),
zwing:
zweŋ (P047p Loksbergen
[(zwaar: voor 2 paarden)]
)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of de trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat aan de achterzijde aan de trein kipwagens is gekoppeld. Zie voor een afbeelding van het zwenghout wld I.2, pag. 177. [N 98, 53; monogr.]
II-8
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
koppel:
kǫpǝl (P047p Loksbergen)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
28506 |
zwerm |
zwerm:
zwęrǝm (P047p Loksbergen),
zwɛrǝm (P047p Loksbergen)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|