32704 |
watervoor |
beddevoor:
będǝ[voor] (L321p Neeritter),
gracht:
gráxt (K359p Koersel, ...
K357p Paal),
grep:
grɛp (L387p Posterholt),
grip:
grep (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
holvoor:
hol[voor] (K314p Kwaadmechelen),
hōl[voor] (L318b Tungelroy),
loop:
lø̜i̯p (L322p Haelen),
ribbenvoor:
røbǝ[voor] (L321p Neeritter),
rugvoor:
rø̜k˲[voor] (L321p Neeritter),
spitvoord:
spet˲[voord] (L312p Neerpelt),
stortvoor:
stǫrt˲[voor] (L248p Lottum),
stortvoren maken:
stǫrt˲vōrǝ mãkǝ (L248p Lottum),
trekvoor:
tręk˲[voor] (L115p Mook),
vloedsgraaf:
vlōts˲grãf (Q097p Ulestraten),
voor:
[voor] (L292a Maxet, ...
Q117a Waubach),
waterloop:
wātǝrlō.p (Q117a Waubach),
waterscholk:
wãtǝršǫlǝk (Q009p Maasmechelen),
wātǝršǫu̯k (Q009p Maasmechelen),
watervoor:
wa.sǝr[voor] (Q116p Simpelveld),
wai̯tǝr[voor] (P048p Halen, ...
P107a Rummen),
wasǝr[voor] (Q211p Bocholtz),
watervoor (L320a Ell, ...
L332p Maasniel,
Q117p Nieuwenhagen,
P222p Opheers),
watǝr[voor] (Q002p Hasselt),
wãtǝr[voor] (Q002p Hasselt),
wātǝr[voor] (L192b Aijen, ...
L244c America,
L295p Baarlo,
L324p Baexem,
L322p Haelen,
L292p Heythuysen,
L426z Holtum,
L246p Horst,
Q111p Klimmen,
L248p Lottum,
Q204a Mechelen,
L209p Merselo,
L368p Neeroeteren,
Q033p Oirsbeek,
L416p Opglabbeek,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert,
Q187p Sint Pieter,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond,
L268p Velden,
Q112p Voerendaal,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
woǝtǝr[voor] (L282p Achel),
wátǝr[voor] (P115p Duras, ...
P176p Sint-Truiden),
wó̜tǝr[voor] (Q072p Beverst),
wǫi̯tǝr[voor] (Q162p Tongeren),
wǫu̯ǝtǝr[voor] (K278p Lommel),
wǫǝtǝr[voor] (L314p Overpelt),
wǭǝtǝr[voor] (L286p Hamont),
wǭtǝr[voor] (L163a Milsbeek, ...
L115p Mook,
L163p Ottersum,
K353p Tessenderlo),
wǭʔǝr[voor] (K353p Tessenderlo),
wɛtǝr[voor] (P187p Berlingen, ...
Q002c Bokrijk,
Q156p Borgloon,
P219p Jeuk,
P118p Kozen,
P177a Ordingen,
P107a Rummen,
P058p Stevoort,
Q079a Wintershoven,
P177p Zepperen),
watervoord:
wātǝr[voord] (L289a Hushoven, ...
L288p Nederweert),
watervoren:
wãtǝrvōrǝ (L248p Lottum),
watervoren maken:
wãtǝrvōrǝ mãkǝ (L248p Lottum),
waterzouw:
wętǝrzǫu̯ (Q071p Diepenbeek),
welgracht:
węlgrãx (Q078p Wellen),
zoe/zouw:
zuf (K278p Lommel),
zǫu̯ (P120p Alken, ...
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|