31259 |
speerhaak |
klopijzer:
klǫp˱īzǝr (L423p Stokkem),
korte ezel:
kǫrtǝ ē̜zǝl (L329p Roermond),
kromme staak:
kromǝ štāk (L329p Roermond),
speerhaak:
spērhǭk (L269p Blerick, ...
L267p Maasbree,
Q095p Maastricht,
L210p Venray),
spē̜rhǭk (L382p Montfort),
spęrhǭk (L246p Horst, ...
L217p Meerlo,
L266p Sevenum),
spīrǭk (L423p Stokkem),
spɛrhǭk (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L192a Siebengewald,
L213p Well),
špērhǭk (Q121c Bleijerheide
[(mv špē̜rhø̜̄ǝk)]
, ...
L329p Roermond,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert),
špē̜rhǭk (L330p Herten, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
speerhoek:
spērhōk (L321p Neeritter
[(om plat en rond te smeden)]
, ...
L289p Weert
[(mv spērhø̄k)]
),
varkensrug:
vɛrkǝnsrøk (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
zweefstok:
zwē̜fstǫk (L210p Venray)
|
Een klein soort aambeeld dat uitloopt in twee puntige uitsteeksels en gebruikt wordt bij het uitsmeden van de banden. Zie ook het lemma ɛspeerhaakɛ in wld II.11, pag. 26.' [N E, 44; monogr.] || Een klein soort aambeeld met twee spitse hoorns dat door metaalbewerkers wordt gebruikt bij het smeden van kleine voorwerpen, het buigen van kleine ringen en het haaks omzetten van stroken plaatijzer. Doorgaans is één hoorn rond en de andere vierkant. De speerhaak wordt met zijn staart, het aangepunte uiteinde aan de onderzijde van het werktuig, in een houten blok of in de bankschroef vastgezet. Zie ook afb. 18 en 19. De woordtypen varkensrug (Q 117, Q 118), korte ezel (L 329) en klopijzer (L 423) zijn benamingen voor een kleine speerhaak waarvan het werkvlak een lichte bolling vertoont. Het werktuig wordt door Van Houcke (pag. 98) ɛketelmakersbegorieɛ genoemd. Het woordtype kromme staak (L 329) is de benaming voor een L-vormige speerhaak. Dit gereedschap wordt door Van Houcke (pag. 97) ɛplaatwerkersbegorieɛ genoemd.' [N 33, 43; N 64, 34a-c; N 66, 14a-c]
II-11, II-12
|