33308 |
grondkrabber |
brandhaak:
brānthǭk (K314p Kwaadmechelen),
dabber:
dabǝr (L314p Overpelt),
dabhaak:
daphǭk (L312p Neerpelt),
draaier:
drɛi̯ǝr (Q002p Hasselt),
drekhaak:
drękhǭk (L268p Velden),
drekreek:
drękrēk (L324p Baexem),
driehaak:
drii̯hǭk (Q209p Teuven),
drēhǭk (L331p Swalmen),
drēǭk (L420p Rotem),
drē̜hǭk (Q002p Hasselt, ...
P047p Loksbergen),
drē̜i̯hōk (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
dręi̯hǭk (K318p Berverlo, ...
L372p Maaseik),
drieklauw:
drii̯klau̯ (Q039p Hoensbroek, ...
Q117a Waubach),
drē̜klǭ (P048p Halen),
dręi̯klau̯ (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L382p Montfort,
L163p Ottersum,
L423p Stokkem),
driescheurreek:
drii̯šø̄rǝk (Q009p Maasmechelen),
drietand:
drai̯tant (K357p Paal),
drai̯tē̜n (Q156p Borgloon),
drii̯tant (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
K278p Lommel,
L163p Ottersum),
drii̯taŋk (Q119p Eygelshoven),
dręi̯tsaŋk (Q211p Bocholtz),
drietander:
drē̜tanǝr (Q004p Gelieren Bret),
graafhaak:
grāfhǭk (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
grashaak:
grǭshōk (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
grote krabber:
grōtǝ krabǝr (L426z Holtum),
haak:
hoǝk (Q284p Eupen),
huǝk (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
hōk (K318p Berverlo, ...
L353p Eksel),
hǭk (L282p Achel, ...
Q039p Hoensbroek,
L312p Neerpelt,
L290p Panningen),
haakje:
hōkskǝ (Q169p Membruggen),
hanepoot:
hānǝpǫu̯t (Q009p Maasmechelen),
hofhaak:
huǝfhuǝk (Q078p Wellen),
hofkrats:
hǭfkrats (L384p Herkenbosch),
klauw:
klau̯ (Q204a Mechelen),
krabber:
krabǝr (L282p Achel, ...
K358p Beringen,
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L288c Eind,
Q004p Gelieren Bret,
L164p Gennep,
P048p Halen,
L286p Hamont,
L426z Holtum,
L422p Lanklaar,
K278p Lommel,
L416p Opglabbeek,
L266p Sevenum,
K361p Zolder),
krabhaak:
kraphǫǝk (L282p Achel, ...
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum),
kraphǭk (Q096d Smeermaas),
krats:
krats (L386p Vlodrop),
kratser:
kratsǝr (L290p Panningen, ...
Q113a Welten),
krebbel:
krɛbǝl (L324p Baexem, ...
L288p Nederweert,
L318p Stramproy,
L368b Waterloos),
krebber:
krębǝr (L297p Belfeld, ...
L215p Blitterswijck,
Q156p Borgloon,
L360p Bree,
L419p Elen,
L164p Gennep,
L214a Geysteren,
Q002a Godschei,
P048p Halen,
Q002p Hasselt,
L165p Heijen,
L291p Helden,
Q077p Hoeselt,
L318a Keent,
P055p Kermt,
L369p Kinrooi,
L289b Leuken,
L211p Leunen,
L372p Maaseik,
L332p Maasniel,
L217p Meerlo,
P045p Meldert,
L383p Melick,
L159a Middelaar,
L367p Neerglabbeek,
L321p Neeritter,
L368p Neeroeteren,
L322a Nunhem,
L416p Opglabbeek,
L163p Ottersum,
K357p Paal,
L420p Rotem,
P176p Sint-Truiden,
Q020p Sittard,
L432p Susteren,
L246a Swolgen,
L270p Tegelen,
L245b Tienray,
L271p Venlo,
L214p Wanssum,
L289p Weert),
krets:
krɛts (L331b Boukoul, ...
L360p Bree,
L332p Maasniel,
L382p Montfort,
L329p Roermond,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen),
kretser:
krɛtsǝr (L381p Echt, ...
Q111p Klimmen,
Q009p Maasmechelen,
Q192p Margraten,
Q022p Munstergeleen,
L329p Roermond,
Q020p Sittard,
L270p Tegelen,
Q209p Teuven,
L271p Venlo),
kretshaak:
krɛtshǭk (L382p Montfort),
kromme haak:
krǫmǝn hǭk (Q156p Borgloon, ...
Q111p Klimmen),
kromme reek:
krumǝ rēk (Q009p Maasmechelen, ...
L432p Susteren),
krǫmǝ rēk (L428p Born, ...
L426z Holtum,
Q019a Neerbeek,
L427p Obbicht,
Q098p Schimmert,
L270p Tegelen,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond,
L289p Weert),
kruidhaak:
krǭthǭk (Q156p Borgloon),
landhaak:
lanthǭk (L268p Velden),
mesthaak:
męi̯shōk (Q071p Diepenbeek),
męsthǭk (L426z Holtum, ...
Q033p Oirsbeek),
męzǭk (L372p Maaseik),
mɛzdǭk (L420p Rotem),
morenhaak:
mǭrǝhǭk (L322a Nunhem),
opkrabbertje:
ǫpkrębǝrkǝ (L372p Maaseik),
optrekhaak:
optrękhǭk (P220p Mechelen-Bovelingen),
puinehaak:
pø̜i̯nǝhǭk (L322a Nunhem),
puthaak:
pøthǭk (K314p Kwaadmechelen),
reek:
rēq (Q211p Bocholtz),
reekhaak:
rēkhǭk (L331b Boukoul, ...
L325p Horn,
K357p Paal,
L331p Swalmen),
rē̜khōk (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
rīkhǭk (L290p Panningen),
scheurhaak:
šø̄rǝk (Q009p Maasmechelen),
sloothaak:
slōǝthǭk (L268p Velden),
slǫu̯thuǝk (Q078p Wellen),
trekhaak:
trɛkhǫǝk (L282p Achel, ...
P055p Kermt),
tushaak:
tøzhǭk (K314p Kwaadmechelen),
veeghaak:
vexhǭǝk (L282p Achel),
vierscheurreek:
vēršø̄rǝk (Q009p Maasmechelen),
viertand:
vērtsaŋk (Q211p Bocholtz),
vinger:
veŋǝr (Q009p Maasmechelen),
vishaak:
veshōk (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
warmoeshaak:
wē̜rmǝshōk (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
weerhaak:
węi̯ǝrhǭk (K314p Kwaadmechelen)
|
Haak voor het losmaken van de grond en voor het wieden. Het gereedschap heeft 3 of 4 vaak sterk gebogen tanden, die langer zijn dan de tanden van de hark; door de tanden onderscheidt de krabber zich ook van de schoffel die een mesvormig werkend deel heeft, maar voor hetzelfde doel wordt gebruikt. Hier is het materiaal uit de vragen N 18, 55-63 opgenomen waarbij niet het doel om mest te trekken is aangegeven. Bij het hier opgenomen type mesthaak is dit àndere doel, het losmaken van de grond, uitdrukkelijk aangegeven. Het materiaal geeft geen aanleiding voor een apart lemma Aardappelkrabber. Naast het voornaamste doel waarvoor dergelijke haken worden gebruikt, het loswoelen van de grond, zijn nog drie andere doeleinden en typen haken in het materiaal onderscheiden die aan het einde van lemma zijn opgenomen: 1. haak voor het schoonmaken van sloten e.d.; 2. brandhaak of weerhaak om iets op te vissen: gereedschap met zeer lange steel; het werkend deel is een (oude) riek met omgekrulde scherpe punten; het was vroeger op de boerderij voorhanden om in geval van brand het brandend dakstro weg te kunnen trekken; 3. drie-of viertand, naar de vorm benoemd, zonder enige aanwijzing voor het gebruiksdoel. [N 18, 55 - 63, behalve hetgeen is ondergebracht in het lemma mesthaak in WLD.I.1, p. 12; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|