id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
18834 | lozig | guitig: loezig (Tungelroy), slim: loezig (Altweert, ... ), luzig (Heythuysen), cf. Schuermans p. 351, s.v. "looszak"= list, haarzak (p. 171 bedrieger, foffelaar, valschspeler) of aaszak (p. 6, ook aarzak; bedrieger, valschaard) , bedrog; een persoon die listig te werk gaat loezig (Altweerterheide) III-1-4 |