| 30193 |
timmerwerk |
de timmer:
dǝ tømǝr (K318p Berverlo),
dǝn temǝr (Q083p Bilzen),
het aftimmeren:
hǝt˱ āftømǝrǝ (Q018p Geulle),
houtwerk:
(h)ōtwɛrk (Q083p Bilzen),
hōtswęrǝk (Q121c Bleijerheide),
hǫwtwęrk (L385p Sint Odilienberg),
schrijnwerk:
sxrē̜wɛrǝk (K353p Tessenderlo),
timmerwerk:
temǝrwę.rǝk (P058p Stevoort),
temǝrwɛ̄rk (L163p Ottersum),
tømǝrwęrǝk (L387p Posterholt)
|
Het te timmeren houtwerk in een huis in zijn geheel. Tot het timmerwerk behoort onder meer het construeren van de kap, het plaatsen van kozijnen, ramen en deuren, het vervaardigen en plaatsen van trappen en het vervaardigen van de balk- en vloerlagen. [N 55, 181a] || Het te timmeren houtwerk in een huis in zijn geheel. Zie ook het lemma ɛtimmerwerkɛ in WLD ii.9, pag. 98. Het materiaal dat hier is opgenomen, vormt een aanvulling daarop. Het betreft addenda bij RND 6 en monografisch materiaal.' [monogr.; RND 6, add.]
II-12, II-9
|