32314 |
slagijzer |
chasse:
šas (Q162p Tongeren),
drijfhamel:
drē̜fhāmǝl (Q002p Hasselt),
drijfhamer:
drijfhamer (Q156p Borgloon),
hamel:
hamǝl (P047p Loksbergen),
klopijzer:
klop˱īzǝr (L163p Ottersum),
klǫp˱ē̜zdǝr (P176p Sint-Truiden),
klǫp˱ē̜zǝr (P176p Sint-Truiden),
klǫp˱ī.zǝr (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket,
L289h Boshoven,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
klǫp˱īzdǝr (L289p Weert),
klǫp˱īzǝr (L291p Helden, ...
Q095p Maastricht,
L423p Stokkem,
L318p Stramproy,
Q013p Uikhoven),
klǫp˱īǝzǝr (L289p Weert),
kropijzer:
krop˱ežǝr (L265p Meijel),
platijzer:
plat˱īzǝr (L321p Neeritter),
priem:
prīm (K353p Tessenderlo),
slagdrijver:
slāx˱drīvǝr (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
slagijzer:
slāx˱īzǝr (Q095p Maastricht),
slāǝx˱ęjzǝr (Q071p Diepenbeek),
šlāx˱īzǝr (L270p Tegelen)
|
Het stuk ijzer waarmee de mandenmaker het vlechtwerk dichter opelkaar slaat. Zie ook afb. 277. In Stokkem (L 423) werd dit werk met de zijkant van de hand gedaan; in Diepenbeek (Q 71) beschermde men de hand daartoe met een stuk leer. [N 40, 56; monogr.] || Platte metalen lat met handgreep waarmee de kuiper de kopband vastslaat. Zie ook afb. 226. In Maasbree (L 267) en Blerick (L 269) werd de kopband met een vuisthamer (vū.shāmǝr) vastgeslagen. [N E, 47; monogr.]
II-12
|