33425 |
dorsvloer buitenshuis |
baan:
bān (L295p Baarlo, ...
L331b Boukoul
[(voor oliezaad)]
,
L331p Swalmen
[(voor oliezaad)]
),
batch (wa.):
bātš (Q198b Oost-Maarland),
buitenden:
butǝndęn (Q009p Maasmechelen),
būtǝdęn (Q098p Schimmert),
b√¢che (fr.):
baš (L371a Geistingen
[(voor koolzaad)]
),
deel:
dēl (L269p Blerick, ...
L382p Montfort,
Q018a Moorveld),
dē̜ ̞l (L159a Middelaar),
dęi̯ǝl (Q156p Borgloon),
dęl (L215p Blitterswijck),
dekkleed:
dɛkklęi̯t (L332p Maasniel, ...
L271p Venlo),
den:
[den] (L282p Achel, ...
L295p Baarlo,
L331b Boukoul,
L326p Grathem,
L286p Hamont,
Q113p Heerlen,
L321a Ittervoort,
L370p Kessenich,
L369p Kinrooi,
L355a Linde,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
Q022p Munstergeleen,
L322a Nunhem,
L416p Opglabbeek,
L314p Overpelt,
L329p Roermond,
L373p Roosteren,
L266p Sevenum,
Q020p Sittard,
L423p Stokkem,
L331p Swalmen,
Q101p Valkenburg,
L268p Velden,
L289p Weert),
dennetje:
dęnǝkǝ (L312p Neerpelt),
dorskleed:
dǫrsklēt (L163a Milsbeek
[(voor boekweit en koolzaad)]
, ...
L163p Ottersum
[(voor boekweit en koolzaad)]
),
dǫrsklęi̯t (L324p Baexem, ...
L322p Haelen),
dorsvloer:
dǫrs˲vlūr (L282p Achel, ...
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum),
dorszeil:
dø̜s˲zē̜ ̞i̯l (P048p Halen),
grond:
grǫnt (Q002p Hasselt),
houten nere:
hōtǝ nē̜ ̞rǝ (K358p Beringen),
karhuiven:
kɛrhūvǝ (L290p Panningen),
mesthof:
męstǝf (Q004p Gelieren Bret),
nere:
niǝrǝ (Q156p Borgloon),
olievloer:
ōlivlūr (Q009p Maasmechelen),
plaats:
plāts (L289a Hushoven),
plein:
plē̜ ̞n (K359p Koersel),
plęi̯n (Q095p Maastricht),
smoutvloer:
smǫu̯t˲vlūr (Q009p Maasmechelen
[(gemaakt van klei vermengd met vlasvezel)]
),
veldschuur:
vɛltšȳr (Q014p Urmond)
|
Een dorsvloer in de open lucht, dicht bij de boerderij (op het erf), soms op de akker, die gebruikt wordt voor bepaalde gewassen waarvoor de normale dorsvloer te hard was, zoals boekweit, erwten of oliehoudende zaden. Deze zaden mogen door het dorsen niet te zeer beschadigd of geplet worden. Soms legde men daarom ook wel een laag stro op de dorsvloer en dorste daarop (L 321 en 326) of dorste men op een groot kleed of laken (L 320, 330 en Q 96d, met paard en wals). In L 314 dorste men op het erf en in K 278 op het veld. Het gaat hierbij om boekweit in K 278, L 270, 314, 321, 326, 330 en Q 33 en om oliezaad in K 278, L 318b, 326 en Q 96d. Zie verder de toelichtingen vermeld achter de codecijfers. Zie ook het lemma "dorsvloer" (3.2.1). Zie voor de fonetische documentatie van (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 14, 9b en 11]
I-6
|