19027 |
v |
abuis:
abūūs (P047p Loksbergen),
acht slaan:
ach op sloa (Q035p Brunssum),
achsloan (L428p Born),
āch slaon op (Q095p Maastricht),
bezopen:
bəzaopə (Q117p Nieuwenhagen),
ouders:
ààəs (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
rechtvaardig:
réffiárich/-ech (Q001p Zonhoven),
vergeetachtig:
vergëtéchtig (Q193p Gronsveld)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)] || onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] || ouders || rechtvaardig || zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-2-2
|