33212 |
riek om te rooien |
aardappelenhaak:
japǝlhuǝk (Q078p Wellen),
ɛrpǝlǝhǭk (L366p Gruitrode, ...
Q009p Maasmechelen,
L361p Tongerlo),
aardappelhak:
jē̜tapǝlhak (Q077p Hoeselt),
aardappelopsteker:
ē̜rpǝlǫpstē̜kǝr (L360p Bree),
aardappeltrekker:
ērpǝltrękǝr (Q009p Maasmechelen),
drietanden:
dritɛŋ (Q111p Klimmen),
drietandige riek:
dręi̯tɛŋddegǝ rēk (L266p Sevenum),
gaffel:
gafǝl (Q033p Oirsbeek, ...
Q032a Puth),
haak:
hǭk (K358p Beringen, ...
P045p Meldert,
P222p Opheers),
hak:
hak (Q006p Leut, ...
Q008p Vucht),
mestgaffel:
mɛstgafǝl (Q117a Waubach),
mesthaak:
męi̯shōk (Q071p Diepenbeek),
negentanden:
nyǝgǝtɛŋ (Q111p Klimmen),
patattenhaak:
pǝtatǝhǭk (L269p Blerick, ...
P175p Gingelom),
pǝtɛtǝhōk (P044p Zelem),
pǝtɛtǝhǭǝk (K357p Paal),
patattenhak:
pǝtatǝhak (K358p Beringen, ...
K361p Zolder),
patattenhark:
pǝtathɛrk (L269p Blerick),
patattenkapper:
patatǝkapǝr (K318p Berverlo),
patattenschoep:
patatǝsxōp (L246p Horst),
platte riek:
plate rēk (Q009p Maasmechelen, ...
L288p Nederweert,
L365p Wijshagen),
platǝ rik (L282p Achel, ...
K358p Beringen,
L286p Hamont,
K353p Tessenderlo),
plaʔǝ rik (K314p Kwaadmechelen),
pulriek:
pølrek (P220p Mechelen-Bovelingen),
rooiriek:
rōi̯rēk (L373p Roosteren),
trekhaak:
trękhǭǝk (K314p Kwaadmechelen
[(in de losse grond)]
),
tweetanden:
twiǝtɛŋ (Q111p Klimmen),
viertanden:
vērtɛŋ (Q111p Klimmen),
viertander:
vērtɛnjǝr (L331p Swalmen),
viertandige riek:
vērtɛnjegǝ rēk (Q019a Neerbeek),
vērtɛŋdegǝ rēk (Q015a Meers, ...
L266p Sevenum),
viertands:
vērtɛŋs (L270p Tegelen),
viertandse riek:
vērtɛnjsǝ rēk (L291p Helden),
vīrtāntsǝ rīk (L211p Leunen),
viertandsriek:
vīrtaŋsrīk (L290p Panningen),
vijftand:
viftant (L360p Bree),
vē̜i̯ftānt (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163p Ottersum),
vijftander:
vīftaŋǝr (L295p Baarlo),
vīftɛnjǝr (L331b Boukoul, ...
L330p Herten,
L332p Maasniel,
L321p Neeritter,
L427p Obbicht,
L331p Swalmen),
vijftands:
viftɛŋs (L270p Tegelen),
vijftandse riek:
viftāntsǝ rīk (L211p Leunen),
viftɛnjsǝ rēk (L291p Helden),
viftɛntjsǝ rēk (L318b Tungelroy),
vijftandsriek:
vīftaŋsrīk (L290p Panningen),
wasriek:
wasrek (Q078p Wellen),
wiphaak:
wiphuǝk (P051p Lummen),
zeventanden:
ziǝvǝtɛŋ (Q111p Klimmen)
|
Speciale aardappelriek om mee te rooien, waarvan de benaming afwijkt van die van de algemene riek. Doorgaans heeft de rooiriek minder tanden dan de algemene riek die dient om aardappels te scheppen en te verplaatsen. Drie of vier tanden is normaal. Zie de toelichting bij het lemma Aardappelriek, Algemeen. Bij het type mesthaak, mestgaffel is uitdrukkelijk opgegeven dat het stuk gereedschap met deze naam voor het rooien van aardappelen wordt gebruikt. In L 360 merkt de zegsman op dat men om te rooien een riek gebruikt met platte tanden, zonder bolletjes; en om te scheppen een riek met ronde tanden met bolletjes. [N 12, 36; N 18, 23 en 26b; JG 2c; A 28, 3; monogr.; add. uit N 18, 58 en 60]
I-5
|