29432 |
klei delven |
aarde steken:
ē̜rt štē̜kǝ (L297p Belfeld, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
klei steken:
klęj stē̜kǝ (Q083p Bilzen),
klęj štēkǝ (L270p Tegelen),
klęj štē̜kǝ (L299p Reuver, ...
L331p Swalmen),
leem afsteken:
lēm āfštēxǝ (Q121p Kerkrade),
leem graven en leem laden:
liǝm grāvǝ ę ̞n liǝm lājǝ (L210p Venray),
leem laden:
liǝm lǭjǝ (L163a Milsbeek),
leem omgraven:
lēm emgrǭvǝ (Q083p Bilzen),
leem omsteken:
lēm emstē̜kǝ (Q083p Bilzen),
leem omzetten:
lēm emzętǝ (Q083p Bilzen),
leem steken:
lī̄jǝm stē̜kǝ (P047p Loksbergen),
lēm stēkǝ (P176p Sint-Truiden),
lēm stē̜kǝ (Q083p Bilzen, ...
L163p Ottersum
[(in weiland)]
),
lēm štēkǝ (Q095p Maastricht),
lēm štēxǝ (Q211p Bocholtz, ...
Q121b Spekholzerheide),
lęjm stēkǝ (Q095p Maastricht),
lęjm štē̜kǝ (L381p Echt, ...
Q111p Klimmen,
L322a Nunhem,
L290p Panningen,
Q020p Sittard,
L270p Tegelen,
L374p Thorn),
leem steken en leem laden:
lęjm štēkǝ ę ̞n lęjm lājǝ (L322a Nunhem),
leem steken en ombanken:
lęjm stēkǝ ę ̞n ømbaŋkǝ (Q017p Elsloo
[(klei steken en de gedolven klei ernaast op lange hopen deponeren)]
),
leem steken en omwerpen in banken:
lēm štēxǝ ę ̞n ømwę ̞rǝpǝ en bāŋkǝ (Q121p Kerkrade
[(idem)]
),
leem uit de kuil smijten:
lēm yt ˲dǝ kȳl smitǝ (L163p Ottersum),
leem uit de put smijten:
lēm yt ˲dǝ pøt smitǝ (L163p Ottersum),
leem uitsmijten:
lēm ytsmitǝ (L164p Gennep),
op het schavot werken:
ǫp˱ ǝt šǝvǫt wę ̞rǝkǝ (L270p Tegelen),
opgooien:
ǫp˲gujǝ (Q095p Maastricht
[(in een diepe kleiput waarin etagegewijs wordt gewerkt de gegraven klei op een hogere trap gooien)]
),
opguizen:
ǫp˲gušǝ (Q111p Klimmen
[(idem)]
),
oppompen:
ǫppompǝ (L381p Echt
[(idem)]
),
smijten:
smē̜tǝ (P047p Loksbergen
[(idem)]
),
uitpompen:
ūtpompǝ (L322a Nunhem
[(idem)]
),
uittichelen:
ūttexǝlǝ (L381p Echt
[(klei halen uit een stuk grond door mideel van een tichelcontract gehuurd van een grondeigenaar)]
)
|
Klei of leem winnen. Daartoe werd een put gemaakt waarmee de kleilaag bereikt kon worden. [N 49, 2a] || Vroeger werd de gestoken klei in de put bereid; toen de kleiputten verder van de fabriek af kwamen te liggen, moest de grondstof op karren worden geladen voor het vervoer naar de opslagplaats. Meestal heeft men één term voor beide handelingen, zo niet, dan wordt de andere in het lemma erbij gegeven. In L 270 moest de klei v√≥√≥r het gebruik van excavateurs in de kleigroeven soms trapsgewijs vanuit de kleiput met een schop naar boven worden gegooid, tot deze uiteindelijk op de begane grond terecht kwam. Op elk van de daarvoor gebruikte horizontale vlakken lag een houten vlonder, waarop een werkman stond. De arbeider in de kleiput gooide de kleikluiten op het eerste vlak; van hier werden ze op het tweede vlak gegooid en zo verder. Men noemde dit: ɛop het schavot werkenɛ (Tegels Dialek, pag. 113).' [N 98, 27; N 98, 30; monogr.]
II-8
|