32762 |
zonder voor spitten |
graven:
[graven] (Q162p Tongeren)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
20066 |
zonnebloem |
zon:
[Helianthus annuus]
zón (Q162p Tongeren),
zonnebloem:
[Helianthus annuus]
zónnëbloem (Q162p Tongeren)
|
Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium).
III-2-1
|
25197 |
zonnestralen |
zonnenschijn:
zónnësjain (Q162p Tongeren)
|
zonneschijn
III-4-4
|
25213 |
zonx |
zon:
mv.: -(n)ë
zón (Q162p Tongeren)
|
zon
III-4-4
|
30978 |
zool |
zool:
zu̯ǫi̯l (Q162p Tongeren)
|
Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33]
I-9
|
18342 |
zool van een schoen |
lap:
lap (Q162p Tongeren),
zool:
zuoil (Q162p Tongeren),
zuò`l (Q162p Tongeren),
zwoil (Q162p Tongeren)
|
lap, zool || zool (van schoen) || zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32455 |
zoolbeslag |
caoutchouc:
kawtšu (Q162p Tongeren)
|
Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.]
II-12
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (Q162p Tongeren)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
fils-je:
fiskë (Q162p Tongeren),
zoon:
mv. zeun
zóon (Q162p Tongeren)
|
zoon || zoontje
III-2-2
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zōͅXte (Q162p Tongeren),
zøXte (Q162p Tongeren),
zøxtə (Q162p Tongeren),
’zöxtə (Q162p Tongeren)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)] || zuchten, stenen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|