e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(iets) zich niet aantrekken niet aantrekken: gə mut ech dɛ nä ōͅntrökən (Hamont), gə mut och dɛ nä aonträkən (Hamont) Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)] III-1-4
(met) het hoofd stoten botsen: butsən (Hamont, ... ), stoten: ēͅrgəs tejən stutən (Hamont), ēͅrəgəs tēgə stūətən (Hamont) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(met) stevige benen gestapeleerde benen: heͅi et gəstapəlērdə biən (Hamont), weipalen: heͅi het weͅipø͂ͅl ondər (Hamont) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] III-1-1
(zich) bukken (zich) bukken: bøkən (Hamont, ... ) bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)] III-1-2
-> [wld iii 2.2] - wld iii, 2.2 !: dēkəntiə (Hamont), duk (Hamont), dūəpkliət (Hamont), dūəpmøtskə (Hamont), nāvəlbeͅntiə (Hamont), zīvərleͅpkə (Hamont) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)] III-1-3
<naam> <naam>: imət zi nāmfjäst virən (Hamont, ... ), patroondag: zine pətrundag virən (Hamont), patroondag vieren: zine pətrundag virən (Hamont), vieren: iemet vieren (Hamont, ... ) Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)], [ZND 32 (1939)] III-3-2
[falie] falie: fōͅli (Hamont), ZND35,010b: Nog in gebruik bij groote boeren van den ouden stempel.  folie (Hamont), voile (fr.): ZND35,010b: Algemeen gebruikt.  vwol (Hamont) falie (zwarte doek die de vrouwen vroeger droegen, nu nog hier en daar in gebruik bij begrafenissen) [ZND 35 (1941)] || sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)] III-1-3
[kazavek?] kazavek: een spannend vestje  kazəveͅk (Hamont) kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
[lijfje] lijfje: lifkə (Hamont), betekenis: onderhemd  lifkə (Hamont) lijfje || lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
aaks bijl: bīl (Hamont) Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.] II-12