30519 |
achterpand |
achterkant:
axtǝrkānt (Q096a Borgharen)
|
De langwerpige achterkant van het dak. [N F, 47b]
II-9
|
17651 |
achterste |
achterste:
èchterste (Q096a Borgharen)
|
achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
34584 |
achterwand |
schutbred:
šøbrēt (Q096a Borgharen)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17650 |
achterwerk |
kont:
kont (Q096a Borgharen),
vot:
vod (Q096a Borgharen)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
adder (Q096a Borgharen)
|
nadder (adder) [SGV (1914)]
III-4-2
|
17781 |
adem |
asem:
oasem (Q096a Borgharen)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
asemen:
oaseme (Q096a Borgharen)
|
ademen [SGV (1914)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
oajer (Q096a Borgharen),
oajers (Q096a Borgharen)
|
ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
19803 |
afdak |
afdak:
aafdaak (o) (Q096a Borgharen)
|
afdak [SGV (1914)]
III-2-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgeroomde melk:
āfxǝrǫu̯mdǝ mɛlk (Q096a Borgharen),
doorgedraaide melk:
dø̄rgǝdręi̯dǝ mɛlk (Q096a Borgharen)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|