18798 |
begrip, besef |
begrip:
bəgrip (K358p Beringen)
|
besef (hij heeft er geen - van) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33776 |
beide beenderen van de onderkaak |
schaar:
sxēr (K358p Beringen)
|
De scha(a)r(en) of het geschaar vormen de beide takken van de onderkaak van een paard en de uitwendige holte in het achterste gedeelte daarvan. Zie afbeelding 2.11. [JG 1a, 1b; N 8, 30]
I-9
|
22906 |
beieren |
beieren:
bèire (K358p Beringen)
|
Beieren. [Willems (1885)]
III-3-2
|
31305 |
beitel |
beitel:
bętǝl (K358p Beringen),
bɛ̄tǝl (K358p Beringen)
|
De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.]
II-12
|
24301 |
bek |
muil:
moel (K358p Beringen)
|
muil [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21514 |
bekeuren |
de kloters aandoen:
de kloters aandoen (K358p Beringen),
kloteren:
kloteren (K358p Beringen),
pakken:
pakken (K358p Beringen)
|
beboeten [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
31451 |
bektang, buigtang |
kraaibek:
krɛ̃bɛk (K358p Beringen)
|
In het algemeen een tang met platte, halfronde en/of spitse bekken waarmee men metaaldraad of -plaat kan vastklemmen en buigen. De benen van deze tang zijn doorgaans gebogen. Zie ook afb. 147. De zegsman uit Q 9 vermeldt dat de kraaienbek werd gebruikt om de ijzerdraadjes te buigen die werden gebruikt voor rozenkransen. Vergelijk de woordtypen rozenkranstang (Q 113, Q 121c) en nostertangetje (Q 99*). [N 33, 165; N 33, 171a-b; N 33, 181; N 64, 47c; L B2, 228; monogr.]
II-11
|
33960 |
bellen aan het haam |
belletjes:
bɛlǝkǝs (K358p Beringen)
|
Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.]
I-10
|
33945 |
bellen aan het hoofdstel |
belletjes:
bęlǝkǝs (K358p Beringen)
|
Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39]
I-10
|
21600 |
belofte niet houden |
niet van zijn woord zijn:
dei es ni van zijn woord (K358p Beringen),
es nie van zijn woord (K358p Beringen)
|
hoe heet: een belofte of een gegeven woord niet houden, een overeenkomst opzeggen? (in 1 woord) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|