e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afdak afdak: aafdaak (Beesel) afdak [SGV (1914)] III-2-1
afdingen afpingelen: aafpingələ (Beesel) proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1
afkalven afbrokkelen: aafbrokkele (Beesel), afkalven: aafkalvə (Beesel) afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)] III-4-4
afkijken afkijken: aafkieke (Beesel) afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)] III-3-1
afkoken kort: kort (Beesel) Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)] III-2-3
afkomst afkomst: aafkoms (Beesel), herkomst: héérkoms (Beesel), komaf: kom aaf (Beesel) afkomst [N 87 (1981)] || afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)] III-2-2
aflaat aflaat: aaflaot (Beesel) Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
afleggen van een dode afleggen: āāfligghə (Beesel) een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)] III-2-2
afpassen met de voet, aftreden aftreden: aaftrééjə (Beesel), treden: trèje (Beesel) de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)] III-4-4
afraffelen afratelen: aafraattele (Beesel) (te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)] III-3-3