e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwager schoonbroer: sjoanbroor (Beegden), nen  sjooənbroor (Beegden), zwager: zjwoager (Beegden), zwaoger (Beegden), neen  zwoager (Beegden) schoonbroeder [SGV (1914)] || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)] III-2-2
zwaluwstaartverbinding zwalgenstaart: žwalgǝštɛrt (Beegden) In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.] II-12
zwarte bes mamperten: mv: -e  mampɛrte (Beegden), zwarte aalbes  mampert (Beegden) [DC 13 (1945)]aalbes [SGV (1914)] I-7
zwarte kraai, kraai kraan: kraon (Beegden), kroan (Beegden, ... ), zoô [zjwart es ein -  kroan (Beegden) Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)] III-4-1
zweep karwats: kǝrwats (Beegden), smik: šmek (Beegden) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweet zweet: sjweit (Beegden) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zwemmen zwemmen: zjwumme (Beegden) zwemmen [SGV (1914)] III-3-2
zweren, etteren netteren: nèttere (Beegden), zweren: zjwêre (Beegden) etteren [SGV (1914)] || zweren (etteren) [SGV (1914)] III-1-2
zwerm zwerm: žwɛrm (Beegden) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwermen zwermen: žwɛrmǝ (Beegden) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6