24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
det is t bleumke = t allerbeste
bloom (L327p Beegden)
|
bloem [SGV (1914)]
III-4-3
|
32945 |
blok, klos om het touw aan te spannen |
klamphout:
klamphout (L327p Beegden)
|
Het hulpmiddel dat dient om het touw waarmee de lading gebonden is nog strakker aan de spannen. Het gaat hier om een los stuk gereedschap, een klos, een katrol of een willekeurig ander stuk hout waaromheen of waardoorheen het touw wordt gehaald en aangetrokken. Voor dit doel kan ook de vregelstok worden gebruikt waaromheen het touw als met een knevel wordt aangedraaid. [N 18, 140; A 34, 10; add. uit N 17, 40; A 34, 9 en 12d; monogr.]
I-3
|
17882 |
blutsen |
blutsen:
bluutse (L327p Beegden)
|
blutsen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18143 |
bochel |
bult:
bältj (L327p Beegden),
hoge rug:
hooge rök (L327p Beegden),
pokkel:
pŭkkel (L327p Beegden)
|
bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)]
III-1-2
|
21300 |
boek |
boek:
Opm. bijv. d´t sjpriktj wie ei book.
book (L327p Beegden)
|
boek [SGV (1914)]
III-3-1
|
32982 |
boekweit |
boekweit:
bōkǝntj (L327p Beegden)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|
20783 |
boekweitpannenkoek |
boekweitskoek:
bookĕskook (L327p Beegden)
|
boekweiten koek [SGV (1914)]
III-2-3
|
19773 |
boenen |
boenen:
bunə (L327p Beegden)
|
meubels en vloerzeil met behulp van was en een doek glimmend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19774 |
boenwas |
meubelwas:
møͅi̯bəlwas (L327p Beegden)
|
de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
21301 |
boer |
boer:
boer (L327p Beegden),
būr (L327p Beegden),
deze boer (L327p Beegden),
dê boer (L327p Beegden)
|
boer [SGV (1914)] || deze [~ boer] [SGV (1914)] || die [~ boer] [SGV (1914)] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.]
I-6, III-3-1
|