33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhām (L417p As)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
33802 |
achterknie |
hees:
hīǝ.s (L417p As)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
17651 |
achterste |
achterste:
achtərstə (L417p As),
kont:
kónt (L417p As),
poep:
Gezegd van kinderen.
pówp (L417p As),
poeperd:
Gezegd van kinderen.
pówpert (L417p As),
vot:
vot (L417p As)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
19445 |
achteruit |
achteruit:
àchterówt (L417p As),
buiten:
bówte (L417p As),
cour (fr.):
kūr (L417p As)
|
koer, achteruit [ZND m] || Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17951 |
achteruitgaan |
achteruitgaan:
àchteróutgōēn (L417p As),
zich achteruit maken:
zich àchterówt māke (L417p As)
|
Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33854 |
achteruittrappen |
de kont uitgooien:
dǝ kǫnt ˱ū.t˲gui̯ǝ (L417p As)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
34584 |
achterwand |
bred:
brīǝ.t (L417p As),
hoofdbred:
hęi̯brīǝr (L417p As),
hɛi̯brīǝ.t (L417p As)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
26381 |
achterwater, onderwater |
onderwater:
onǝrwātǝr (L417p As)
|
Het water achter de sluizen. De woordtypen beek (Q 88) en grote wijer (Q 88) zijn specifiek van toepassing op het achterwater bij bovenslagmolens. [Jan 88; Coe 43]
II-3
|
17650 |
achterwerk |
daar waar de rug van naam verandert:
dao buë də rég van naam vərannərt (L417p As),
doos:
dōēs (L417p As)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
21139 |
achterwiel van een fiets |
achterste rad:
àchterste raad (L417p As)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|