28506 |
zwerm |
zwerm:
zwɛ.rǝm (L417p As),
zwɛrm (L417p As)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
24292 |
zwerm vogels |
trek:
trék (L417p As),
zwerm:
zwērm (L417p As)
|
groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] || zwerm [Willems (1885)]
III-4-1
|
28505 |
zwermen |
zwermen:
zwɛrmǝ (L417p As)
|
Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.]
II-6
|
18005 |
zweten |
zweten:
gezwet (L417p As)
|
wij hebben daar gezweet [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
22032 |
zweven |
planeren:
planeren (L417p As),
zweven:
zweevə (L417p As),
zweven (L417p As)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: zweven, planeren? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21410 |
zwijgen |
zwijgen:
ich zal maar zwiegen (L417p As)
|
Ik zal maar zwijgen. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
19301 |
zwoegen |
ezelen:
dèè wuiver(d) hèèt zee lève langk zitten iêzele, tot det hèè d¯r bi-j nèèrgevallen is
iêzele (L417p As),
juisteren:
en alti-jd juistere en geldsj oppotte; cf. WNT VII-1 kol. 524 s.v. "juisteren"; zie ook kol 565 s.v. "justeeren - juisteeren
juistere (L417p As),
moeite doen:
mōte doon (L417p As),
moren:
maore (L417p As),
poejakken:
Mânleef, vèè höbbe nogal mote pûzjakke viêr op ti-jd kloar te zeen
pûzjakke (L417p As),
poken:
pōēke (L417p As),
wolven:
wòwve (L417p As),
wroetelen:
vrētele (L417p As),
wroeten:
ich heb mooten vreeten (L417p As),
vrēte (L417p As),
zich afsloffen:
zich aafslóffe (L417p As),
zich weren:
zich wīēre (L417p As)
|
hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || Ik heb moeten zwoegen. [ZND 08 (1925)] || reg. ww. van het Barg. piezakken: stevig doorwerken || slaven, zwoegen || zeer hard werken || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
zwaars (L417p As),
zwārs (L417p As),
verkl. zwèèrske Dich höbs ziêker zwaars achter di-jn ure: ben je soms doof Hèè hauw zi=jn hoar tot oppe zwaars(schedel) loate knippe(of sni-je)
zwaars (L417p As)
|
zwoerd [Goossens 1c (1955b)] || zwoerd (harde rand van een snede spek) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|