21847 |
aanhoudend vragen |
bedelen:
béédele (L417p As),
smeken:
smééke (L417p As),
zagen:
zéége (L417p As),
zaniken:
zānikke (L417p As)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21707 |
aankondigingskastje |
gemeentekastje:
gemejntekèske (L417p As),
kastje:
kèske (L417p As)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27401 |
aankoppelen |
aankrokken:
ānkrǫkǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Met behulp van een koppeling mijnwagens aan elkaar vastmaken. [N 95, 679; monogr.; Vwo 7; Vwo 8; Vwo 10; Vwo 11]
II-5
|
26575 |
aanliggen |
in de rij liggen:
en ǝ ri legǝ (L417p As)
|
Wanneer de rij over de volle lengte van de molensteen draagt, dan zegt men dat de steen vlak is en dat de rij aanligt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛvlakɛ.' [Vds 224; Jan 197; Coe 170]
II-3
|
28929 |
aanmeten |
(de) maat nemen:
mǭt nēmǝ (L417p As),
(de) maat pakken:
mǭt pakǝ (L417p As)
|
Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a]
II-7
|
25096 |
aanrijgen |
rijgen:
ri-je (L417p As)
|
tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32776 |
aanspanningspunt, kam van de eg |
klink:
klę.ŋk (L417p As),
ring:
rę.ŋk (L417p As)
|
Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.]
I-2
|
18887 |
aanstaan |
aanstaan:
aanstōēn (L417p As),
behagen:
behāge (L417p As),
bevallen:
bevàlle (L417p As),
gaden:
gaaie (L417p As),
meevallen:
métvàlle (L417p As)
|
behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28227 |
aansteker |
aansteker:
ānstę̄kǝr (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
Inrichting voor het ontsteken van een veiligheidslamp. Al naar gelang het fabrikaat van de lamp, worden verschillende soorten aanstekers toegepast. Bij de veiligheidslamp van Wolf bijvoorbeeld wordt een systeem gebruikt waarbij van fosfor voorziene stroken tot ontbranding worden gebracht. Andere lampen werken met vuursteentjes die door middel van een aan de onderzijde van de lamp aangebrachte draaiknop vonken voortbrengen (Heise/Herbst pag. 122-123). [N 95, 246; monogr.]
II-5
|
18970 |
aanstoot geven |
aanstoot geven:
aanstōēt gééve (L417p As),
voor de kop stoten:
vīēr de kòp stōēte (L417p As)
|
mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|