30810 |
ambacht van schoenmaker |
stiel:
stil (L417p As)
|
[N 60, 221a]
II-10
|
22030 |
andere benamingen voor de kleuren van het vederkleed |
gehamerd:
Opm v.d. invuller: regelmatig zwart-wit-patroon op vleugel.
gəhaamərt (L417p As),
getijgerd:
Opm v.d. invuller: regelmatig zwart-wit-patroon op vleugel.
gəti-jgərt (L417p As),
mulder:
Opm v.d. invuller: zwart, wit en blauw onregelmatig verspreid.
nə mòllər (L417p As),
vale, een ~:
vaal (gəsjélpt) (L417p As),
witkop:
witkòp (L417p As)
|
Kent U andere benamingen voor de kleuren van het vederkleed (+ korte beschrijving)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22107 |
andere inzetmogelijkheden |
scharreweg:
(alles voor winnaar).
scharreweg (L417p As),
verdobbelen:
Opm. v.d. invuller: verschillende gemeentes nemen deel.
zə vərdóbbələ (L417p As),
voorwerp:
(= voorwerp).
vierwerp (L417p As)
|
Kent U nog andere inzetmogelijkheden? Graag benaming en omschrijving. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22124 |
andere middelen om een duif binnen te lokken |
met de pot rammelen:
ràmmələ mét də pòt (L417p As),
met vreten in de doos schudden:
met vrète in de doez schedde (L417p As)
|
Kent U nog andere middelen om de duif binnen te lokken? bijv. met graan in doos schudden. Hoe heet dat? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20656 |
andijvie |
andijvie:
andievie (L417p As, ...
L417p As),
audīvi (L417p As)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
28580 |
angel |
angel:
a.ŋǝl (L417p As)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (L417p As),
WBD/WLD
àngel (L417p As)
|
angel [Willems (1885)] || Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19312 |
angst |
angst:
àngst (L417p As),
schijt:
sji-jt (L417p As),
schrik:
sjrik (L417p As)
|
het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33621 |
anjelier |
genoffel:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
zjenoffel (L417p As)
|
Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
genoffel:
-
zənofəl (L417p As)
|
tuinanjer
III-2-1
|