33621 |
anjelier |
flet:
vlette (L250p Arcen),
violet:
filette (L250p Arcen)
|
[DC 17 (1949)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
kruidnagel:
-
kroetnägel (L250p Arcen),
violet:
-
filette (L250p Arcen),
flette (L250p Arcen),
vlette (L250p Arcen)
|
tuinanjer [DC 17 (1949)], [SGV (1914)]
III-2-1
|
21251 |
anker |
anker:
ānker (L250p Arcen)
|
anker [SGV (1914)]
III-3-1
|
33494 |
appelboom |
appelboompje:
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbumke (L250p Arcen)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
33100 |
aren lezen |
zomeren:
zø̄mǝrǝ (L250p Arcen)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
21294 |
armoedig |
armoedig:
boven de ä staat een lengte-teken
äremŏig (L250p Arcen)
|
armoedig [SGV (1914)]
III-3-1
|
25055 |
armvol |
armvol:
ɛrǝmvōl (L250p Arcen)
|
De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4
|
21034 |
as |
as:
as (L250p Arcen)
|
In l 432 werden de zeilen en windborden slechts verwijderd bij bijzonder zware storm. Een aantal woordtypen komt ook voor in het lemma ɛzonder zeilenɛ.' [N O, 10a; A 42A, 3; Sche 37; monogr.]
II-3
|
26217 |
askop |
kop van de as:
kop van de as (L250p Arcen)
|
De kop van de as waaraan de roeden bevestigd zijn. Zie ook afb. 45 en 28. In l 265 werd, wanneer de molenas van hout was vervaardigd, de kop in de as ingelaten. De askop was met ijzeren banden verstevigd. In l 265c was de as niet van hout, maar van ijzer. De roeden zaten met houten spieën in de assekop geklemd. [N O, 10b; N O, 10a; A 42A, 7; A 42A, 6]
II-3
|
26236 |
aswiel |
groot rad:
groot rad (L250p Arcen)
|
Het grote kamwiel aan de molenas van de windmolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op het spijlenrad. Zie ook afb. 49 en 64.2. Het is een wiel waarvan de tanden haaks of met een hoek van 45o op het vlak van het rad staan. Wanneer de molen niet voorzien is van een apart aswiel voor de reminrichting is rond het aswiel de zgn. vang bevestigd. Zie ook het lemma ɛgroot kamradɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in watermolens.' [N O, 11a; A 42A, 8; Sche 38; monogr.]
II-3
|