25718 |
beslagkuip |
beslagkuip:
beslagkuip (L250p Arcen)
|
De kuip waarin moutmeel en water worden gemengd. Vaak werd de beslagkuip ook gebruikt als roerkuip, terwijl men in later tijden daarvoor een aparte roerkuip ging hanteren. Zie daarom ook de semantische toelichting bij de lemmata ''roeren'' en ''roerkuip''. De invuller uit Q 99 merkt op dat het water in de beslagbak een temperatuur had van 70 à 72 graden Celsius. De inhoud van deze bak bedroeg 40 hectoliter waarvan uiteindelijk 34 à 35 hectoliter overbleef. Zie afb. 5. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata ''beslaan'' en ''beslag''. [N 35, 28; monogr.]
II-2
|
25722 |
beslagwater |
beslagwater:
beslagwater (L250p Arcen)
|
Het water dat in de beslagkuip bij het meel wordt gevoegd. [monogr.]
II-2
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
bäär (L250p Arcen),
bääre (L250p Arcen)
|
bes [SGV (1914)] || bessen [SGV (1914)]
I-7
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
beteuterd (L250p Arcen)
|
beteuterd [SGV (1914)]
III-1-4
|
24561 |
beuk |
beuk:
beuk (L250p Arcen),
bloedbeuk:
bloedbeuk
bloodbeuken (L250p Arcen)
|
beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beukeneutjes (L250p Arcen)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
buikziek:
boekzēēk (L250p Arcen)
|
beursch (de peer is ~) [SGV (1914)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
op de wereld brengen:
op de werreld bringe (L250p Arcen)
|
levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevel (L250p Arcen, ...
L250p Arcen)
|
bevel [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
doorslaan:
dōrslǭn (L250p Arcen)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|